Debat over media-eigendom: We geven de voorkeur aan media in publiek bezit boven mediabedrijven in privébezit

Dit lesplan gaat over het organiseren van een debat over het onderwerp publieke versus private media. Naast instructies bevat het ook argumenten voor beide kanten om je te helpen voorbereiden.

Lesdoelen

  • Spreken in het openbaar
  • Argumenteren
  • Kritisch denken
  • Debatteren

Activiteiten

Theorie (15 minuten) - Docent

De leerkracht legt de regels van de debatvorm uit en deelt de debatmotie.

Aim: de leerlingen begrijpen de opdracht.

Oefening (30 minuten) - Groepswerk

De leerlingen bereiden hun argumenten en toespraken voor.

Aim: de leerlingen bereiden zich voor op de oefening.

Presenteren (30 minuten) - Klassikaal

Het debat vindt plaats; sommige leerlingen debatteren, de anderen maken aantekeningen en jureren.

Aim: de leerlingen gaan in debat als sprekers of als juryleden.

Discussie (15 minuten) - Klassikaal

De klas bespreekt het debat, waarbij de leerkracht ervoor zorgt dat de leerlingen die geen toespraak hielden hun mening over het debat kunnen geven.

Aim: de leerlingen denken na over het debat dat ze net hebben gehoord.

Pedagogische tips

  • Gebruik de argumenten als voorbeelden in dit lesplan om onervaren leerlingen te helpen als ze het moeilijk hebben.
  • Zorg ervoor dat je eerst lesplannen als "Basisstructuur van argumenten" en "Motie analyse" behandelt, voordat je aan dit lesplan (of een ander "debat"-lesplan) begint.

Theorie (15 minuten)

Dit lesplan gaat over het organiseren van een debat in de klas. We organiseren geen - dit is cruciaal - discussie. Een debat verschilt van een discussie omdat het gestructureerd is en duidelijke regels heeft:

  • Het debatonderwerp is geformuleerd als een voorstel dat sommige sprekers zullen steunen en andere zullen tegenspreken. Er wordt niet naar een compromis toegewerkt; het ene team wint en het andere verliest;
  • In deze versie van het formele debat (aangepast voor gebruik in de klas) hebben we twee deelnemende teams (voorstel en oppositie);
  • Debaters kunnen niet kiezen welke kant ze vertegenwoordigen in een debat - de kanten (stelling en oppositie) worden willekeurig toegewezen met een muntstuk:
  • De regels geven duidelijk aan wie wanneer spreekt en hoe lang.
  • Voor een debat in de klas stellen we het volgende format voor:
  • Elk team heeft drie sprekers, die elk een toespraak van 4 minuten houden;
  • Tijdens de belangrijkste speeches (maar alleen na de eerste 30 seconden en voor de laatste 30 seconden van de speech) kan de tegenstander opstaan en een vraag stellen. Elke spreker moet een vraag van de tegenstander accepteren en beantwoorden. Je kunt ook na elke toespraak 1-2 minuten de tijd nemen voor vragen - we raden deze optie aan als je meer leerlingen wilt betrekken en als je leerlingen nieuw zijn met spreken in het openbaar en misschien geïntimideerd zijn door onderbrekingen;
  • De studenten die geen toespraken houden, treden op als debatjuryleden.

De eerste sprekers (aan beide zijden) moeten het debat opzetten en de eerste argumenten geven. Het debat opzetten betekent de belangrijkste definities vaststellen en duidelijk maken waar het debat over gaat (voor meer informatie, zie het lesplan "Motie analyse"). Tweede sprekers moeten de laatste argumenten inbrengen, reageren op de argumenten van de tegenstander en de argumenten van de eerste spreker opnieuw opbouwen. Derde sprekers moeten alle argumenten analyseren, reageren op hun tegenstanders en hun eigen argumentatie opnieuw opbouwen. Met andere woorden, ze moeten een overzicht geven van wat er gebeurd is in het debat en waarom hun team gewonnen heeft.

De rest van de klas moet als debatjury fungeren. Zij moeten aantekeningen maken en de argumenten van de voor- en tegenstanders wegen. Instrueer hen om objectief te zijn en alleen de toespraken te beoordelen die ze gehoord hebben, en hun persoonlijke meningen en/of argumenten en voorbeelden die ze als debaters gebruikt zouden hebben opzij te zetten.

Als je de leerlingen actiever wilt betrekken, kun je de voorgestelde indeling altijd aanpassen voor meer leerlingen - neem 6 leerlingen per team en laat elk van hen een toespraak van 2 minuten houden. Een apart paar leerlingen per team kan ook worden gebruikt voor het stellen en beantwoorden van vragen. Als je nieuwsgierig bent naar meer debatvormen voor in de klas, raden we je aan het hoofdstuk "Debatteren in de klas" in de Melita Methodologische Gids te lezen.

Oefening (30 minuten)

Nadat je de teams hebt samengesteld, moeten ze de tijd krijgen om zich voor te bereiden. Studenten die niet debatteren moeten ook deelnemen aan het voorbereiden van argumenten.

Leerlingen kunnen tekstboeken en het internet gebruiken om hun argumenten te onderzoeken. Als je leerlingen er nog steeds moeite mee hebben, raden we je aan hun groepswerk te onderbreken en als klas een snelle brainstorm te doen, waarbij je alle redenen om de motie voor te stellen of ertegen te zijn noteert.

Voor zover mogelijk moeten de leerlingen proberen zelfstandig argumenten op te bouwen. Als ze het moeilijk hebben, gebruik dan een van de onderstaande argumenten om hen een idee te geven van hoe een argument voor of tegen deze motie eruit zou kunnen zien.

Propositie

Definities:

Publieke media: Publieke media zijn media die eigendom zijn van en beheerd worden door de overheid. Ze kunnen worden gefinancierd door overheidssubsidies, liefdadigheidsdonaties en andere vormen van overheidsfinanciering.

Particuliere media: Private media verwijst naar alle mediakanalen of organisaties die eigendom zijn van en worden beheerd door particulieren, bedrijven of ondernemingen in plaats van door de overheid. Particuliere mediaorganisaties zijn meestal afhankelijk van inkomsten uit advertenties, abonnementen en andere vormen van financiële steun om hun activiteiten te financieren. Ze kunnen ook een winstoogmerk hebben, wat betekent dat ze zich richten op het genereren van inkomsten voor hun eigenaars of aandeelhouders.

1e argument: Publieke media zijn een betrouwbaardere en meer betrouwbare bron van informatie dan private media.

Uitleg:

Omdat de publieke media niet afhankelijk zijn van adverteerders of specifieke belangen, kunnen ze objectief en onbevooroordeeld verslag uitbrengen. Omdat hun financiering niet afhankelijk is van de grillen van adverteerders, kunnen ze een objectiever beeld geven van de stand van zaken en kunnen ze waarheidsgetrouwer berichten.

Voorbeeld:

Een publieke media-uiting zoals de BBC kan bijvoorbeeld verslag doen van een controversiële politieke kwestie zonder bang te zijn om advertentie-inkomsten te verliezen, terwijl een media-uiting in privébezit kan vermijden om verslag te doen van de kwestie of zijn berichtgeving kan aanpassen om adverteerders tevreden te stellen of om een bepaald imago te behouden.

Impact:

Toegang tot onbevooroordeelde en accurate informatie is cruciaal voor een goed geïnformeerde democratie, en de publieke media bieden deze dienst aan het publiek.

2e argument: Publieke media dienen de behoeften en belangen van de hele gemeenschap in plaats van slechts een selecte groep.

Uitleg:

Omdat ze worden gefinancierd door bronnen zoals overheidssubsidies en liefdadigheidsdonaties in plaats van door reclame, kunnen publieke media zich richten op het produceren van inhoud die het algemeen belang dient en de diverse belangen van de gemeenschap aan bod laat komen.

Particuliere media worden daarentegen voornamelijk gemotiveerd door winstbejag en geven mogelijk de voorkeur aan inhoud die de meeste adverteerders aantrekt of de meeste inkomsten genereert in plaats van inhoud die informatief of nuttig is voor het publiek.

Een publieke media-uiting kan bijvoorbeeld een documentaire produceren over een lokale milieukwestie die de hele gemeenschap aangaat, terwijl een particuliere media-uiting ervoor kan kiezen om meer sensationele of commercieel succesvolle programma's uit te zenden.

Impact:

Door de behoeften en belangen van de hele gemeenschap te dienen, helpen publieke media om meer geïnformeerde en betrokken burgers te kweken.

Oppositie

1e argument: Private media kunnen efficiënter en effectiever opereren dan publieke media vanwege het winstoogmerk.

Uitleg:

Omdat particuliere media worden gedreven door de wens om winst te maken, hebben ze een sterke prikkel om kosten te besparen en efficiënt te werken om zo de inkomsten te maximaliseren. Dit kan ertoe leiden dat private media sneller en goedkoper inhoud kunnen produceren dan publieke media, die beperkt worden door bureaucratie en beperkte financiering.

Voorbeeld:

Een nieuwsorganisatie in privébezit kan bijvoorbeeld investeren in nieuwe technologie of gebruikmaken van freelance verslaggevers om sneller en tegen lagere kosten nieuwsberichten te produceren dan een nieuwsorganisatie die door de overheid wordt gefinancierd.

Impact:

Het vermogen om snel en efficiënt inhoud van hoge kwaliteit te produceren en te verspreiden is essentieel, vooral in een steeds sneller medialandschap.

2e argument: Private media hebben meer diversiteit en concurrentie, wat leidt tot een grotere verscheidenheid aan standpunten en perspectieven die worden vertegenwoordigd.

Uitleg:

Omdat er veel verschillende particuliere mediakanalen zijn, elk met hun eigen bedrijfsmodel en doelgroep, is er een grotere diversiteit aan standpunten en perspectieven vertegenwoordigd in het medialandschap. Publieke media kunnen daarentegen een beperkter scala aan standpunten hebben omdat ze worden gefinancierd door de overheid of één enkele organisatie. Als een land slechts één staatsmediabedrijf heeft, kan dit zelfs gevaarlijk zijn.

Voorbeeld:

Een land met een mix van zowel private als publieke media kan bijvoorbeeld een reeks nieuwsuitzendingen hebben die verschillende politieke ideologieën vertegenwoordigen, terwijl een land met alleen publieke media een homogener medialandschap kan hebben.

Impact:

De mogelijkheid om toegang te krijgen tot een verscheidenheid aan standpunten en perspectieven kan belangrijk zijn voor een goed geïnformeerde en open samenleving.

Pauze

Presenteren (30 minuten)

Het debat vindt plaats; sommige leerlingen debatteren, de anderen maken aantekeningen en jureren.

Discussie (15 minuten)

  1. Wie heeft volgens jou het debat gewonnen en waarom?
  2. Wat zou je anders doen?
  3. Is je mening over het onderwerp veranderd na het zien van het debat?